De ratten en muizen hebben dezer dagen vrij spel in de boerderij. Poes Mies is niet tot jagen in staat. Ze ligt in een hoek van de deel; ultra dik. Normaal is ze al te dik maar nu helemaal want ze krijgt jonkies. Volgens oom Frans zitten er zes, misschien wel zeven jonge poesjes in haar buik.
‘Ze heeft er wel eens een keer tien had,’ zegt hij. Frans denkt, dat ze heel gauw geboren gaan worden. Hij denkt deze nacht zelfs al.
‘Moederpoes’n hebb’n geen help nodig bie de bevalling,’ zegt ome Frans, ’ze biet’n de naelstring ewoon zelf door en as de hiele bevalling achte de rug is, vreet’n ze de moederkoek op.’
Oom Frans, vertelt verder nog dat de moeder feilloos weet of een katje 100% in orde is of niet. Is zo’n jonkie maar een klein beetje gek of mankeert er lichamelijk ook maar iets aan dan bijt mams het kleintje meedogenloos de strot af. Ze houdt er meestal toch genoeg over om de soort in stand te houden.
Ik ben behoorlijk onder de indruk van wat oom Frans me zo maar even onder het werk vertelt. Ja, want ik ben met hem de haver aan het binden.
‘Kom eens kijken, ome Frans, hier onder de haverplanten, een stel kleine grijze veldmuisjes, zeker wel een stuk of tien.’
‘Kom eens kijken, ome Frans, hier onder de haverplanten, een stel kleine grijze veldmuisjes, zeker wel een stuk of tien.’
‘Woar?’’, vraagt hij.
‘Kijk, hiero.’ zeg ik.
Dan tilt Frans zijn been op en vervolgens stampt hij met zijn grote klomp die kleine veldmuisjes tot moes. Nee, toch niet allemaal, ik zie er nog een paar bewegen…….en hij stampt gewoon nòg een keer en nòg eens.
‘Noe zien ze d’r allemoal wel ewees,’ zegt hij, ‘noe onze Mies nie ken joag’n, mot ik het wel doen, waor? Kom, dan goan wie weer weiter met de haver, wie hebb’n nog zo viel te doen, jong,’ zegt hij terwijl hij met zijn grote hand mijn haar in de war gooit.
Ik ben er helemaal beduusd van. Frans zo’n vriendelijke, vrolijke man…..…..en dan trapt hij zo maar ineens ……….die weerloze veldmuisjes morsdood. Zó gek vind ik dat………………dat maakt me een beetje bang voor hem………..….….hij zal mij toch ook niet eens met z’n grote klomp………………neen, dat kan ik me haast niet voorstellen.
Het is hard werken op het haverveld. Tante Betsie komt rond etenstijd met een pan kruutmoes en mand appelen en peren.
‘Jullie zull’n wel trek hebb’n,’ zegt ze.
‘Heerlijk tante Betsie,’zeg ik, ’geef mij maar een appel en een peer.’
‘Oh nee’ zegt Bets, ‘je eet eerst een bord kruutmoes! Je bent net een beetje aan‘ekom’n, noe mot je niet ineens raor gaon doen met eet’n. Appels en per’n voed’n niet. Kruutmoes wel, daar zit zo viel ezondheid in, mien jong, das het beste wa er is.’
Ome Frans en ik maken het karwei af. Het gaat al bijna schemeren als we klaar zijn. Ik ben kapot als we aankomen bij de boerderij.
Even wat opfrissen. Op mijn kamer is geen wasbak. In plaats daarvan staat er een lampetstel. Betsie zorgt dat er steeds schoon water is in de lampetkan. Dat water giet ik dan in de bijbehorende lampetschaal. Met een washandje en wat zeep poedel ik me dan daar op mijn kamertje.
Frans en Betsie gaan altijd vroeg naar bed. Ze moeten ook zo onwijs vroeg op: vijf uur ofzo. We gaan altijd allemaal tegelijk slapen. Voor we naar bed gaan eten we nog een hard gekookt eitje en drinken we een kop warme (!) chocolademelk. Een verplichting die me beter bevalt dan de kruutmoesdwang.
’t Is al weer eind augustus. Nog één nachtje slapen dan is het uit met de pret en de vetmesterij hier. Volgende week weer naar school. Morgen naar het station Deventer. Weer in het zijspan. Betsie gaat ook mee uitzwaaien. Zij gaat achterop de BMW.
Op de ochtend van mijn vertrek hoor ik Betsie tegen Frans zeggen dat er negen kittens geboren zijn. Negen!
‘Ik kom zo.’ zegt Frans.
Ik ben klaar om te gaan. Met mijn minikoffer in mijn hand loop ik de deel in en zie Frans zich bukken over poes Mies. Hij pakt de kleine poesjes weg bij haar. Mies reageert niet op die actie. Frans loopt met zijn hand vol poesjes naar buiten en op anderhalve meter afstand van de buitenmuur van de boerderij, gooit hij krachtig een kitten dood tegen de muur…..en zo doet hij met nummer twee……….met nummer drie…….nummer vier………..nummer vijf …….zes……….zeven….en dan zegt Frans tegen mij:
‘Hier jong, pak aan, doe jij de laatste, ’t is helemaal niet moeilijk, gewoon je arm naar achteren zwaaien en dan krachtig naar voren bewegen ….en het beestje op het juiste moment loslaten, je kan het jong, je kan het!’
Ja, natuurlijk kan ik het ………en ik ben nog zo gek, dat ik het doe ook! Zo’n lieve onschuldige kattenbaby.
Waarom laat ik me dat nou opdringen? Slap, slap, slap.
Het beestje is gelijk dood.
Alleen nummer negen zal ooit eens muizen vangen.
In de trein naar Rotterdam heb ik nog wel heel even zitten huilen, eigenlijk vooral om die ene kitten, die ik doodde. Een meisje tegenover me in de coupé ziet mijn tranen……..zoekt wat in haar tasje…….vindt wat……..kijkt vragend naar haar moeder naast haar……..en als moeder knikt, geeft ze mij een Donald Duck en een zuurstok. Nooit, nooit heb ik nog aan die kittens gedacht……tot vandaag…..tot ik deze blog schrijf. Die zuurstok was heerlijk trouwens, een kaneelzuurstok, zo’n ouderwetse, die je vroeger alleen op de kermis kon kopen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten