Het thema, dat het gezin waarin ik opgroei, het op zijn zachtst gezegd, niet zo breed heeft, is in dit blog al meer dan eens langs gekomen. Een van de gevolgen van die armoede is dat zich regelmatig, al dan niet professionele redders aandienen. Zo is daar de katholieke kerk. Mam stuurt me soms naar de pastorie, het woonhuis van de pastoor en zijn trouwe hulpen, de kapelaans. Met een heel zorgelijk gezicht zegt ze tegen me:
‘Ga even naar kapelaan de Groot en vraag hem tien gulden. Zeg hem maar dat mamma geen geld heeft voor het eten. Zeg hem maar dat mamma het geld terug komt brengen zodra pappa weer terug is uit Amerika.’
Een oude mevrouw met een zuinig gezicht, opgestoken haar en een rode bloemetjesjurk doet de deur van de pastorie open. Ze luistert naar mijn vraag en zegt dat ik even moet wachten. Buiten. Geeft niet want het is lekker weer. Het duurt niet zo lang of de kapelaan komt aan de deur.
Hij is heel aardig. Ik ken hem. Hij geeft ook les over Jezus en zijn apostelen bij ons op school. Hij heeft een bijzonder vriendelijke uitstraling. Het is een man met een grappig, rond hoofd, zachtaardige ogen en een rustige sympathieke glimlach. Het enige dat ik afstotend vind aan kapelaan de Groot zijn z’n kleine, roze, vlesige handen met de korte dikke worstvingertjes. Die doen me huiveringwekkend veel denken aan de handjes van mijn opa, de vader van mijn moeder, die zijn handjes niet thuis kon houden. Aan menig kleinkind heeft hij zich vergrepen. Aan mij ook. (*) Over kapelaan de Groot heb ik trouwens helemaal niks te klagen!
Mam moeder is dol op kapelaan de Groot en dat is duidelijk wederzijds. Als kleuter heb ik de kapelaan veel gezien bij ons thuis. Mam en hij drinken thee, snoepen chocolaatjes en lachen samen veel. Ik krijg dan ook chocolaatjes net als mijn zussies!
‘Ha Jos.’ zegt de kapelaan en verder niets....hij glimlacht. Hij pakt zijn portefeuille, trekt er zo’n blauw briefje van tien gulden uit (nog gloednieuw, zonder kreuken) en geeft het aan mij.
‘ Stop het maar goed weg jongen en zeg maar tegen mamma, dat ze me het niet terug hoef te geven, hoor.’
‘Aardig van hem,‘ denk ik.
Ik weet niet of kapelaan de Groot iets terug verwacht van mam voor zijn gulheid. De katholieke geestelijkheid schijnt bijvoorbeeld pittig wat meer behoefte aan sex te hebben gehad dan de celibaatbelofte toestaat. Als hij het haar gevraagd zou hebben, zou ze zijn vraag dan hebben beantwoord?
Ik heb me zoiets nooit van mam kunnen voorstellen, tot het moment dat ze me eens vertelde, dat een broer en zus van mij, verwekt zijn door andere mannen dan mijn vader. Zou ze haar drempel, met betrekking tot sex bijvoorbeeld, verlegd hebben, om daardoor wat ruimere financiële armslag te verkrijgen?? Hoe het ook zij: kapelaan de Groot is er altijd voor mam. Door zijn giften redt ze het soms net. Mam noemt Kapelaan de Groot steevast: 'mijn reddende engel'.
(*) zie ook het Blog 'Vader' dd. 17-8-2009
(*) zie ook het Blog 'Vader' dd. 17-8-2009
Geen opmerkingen:
Een reactie posten