zondag 4 april 2010

Tranen trekkend

De weerzin, desinteresse, tegenzin, walging, het misnoegen, de neerslachtigheid, het verdriet, de uitzichtloosheid en depressiviteit straalt er vanaf. Ze loopt naar huis, zet haar linkerbeen voorwaarts en laat tegelijk haar linkerschouder vallen. Stapt rechts…. traag volgt daarop het laten zakken van de rechterschouder. Haar gezicht staat op regen, mieseregen, bijna letterlijk, het huilen staat haar nader dan het lachen. Zwaar in alle opzichten, is het leven voor haar. Haar zonen ontwikkelen zich niet naar haar zin, haar man is gek geworden en Ellen heeft nu zelfs de lol verloren in wat ze altijd het leukst vond: haar werk.
Zestig is ze nu. Opgebrand, uitgeblust, leeg, kapot ……wat is de juiste benaming? Alles is haar teveel; niets levert nog enige lichtpuntjes op. Haar aanblik is al tranentrekkend. Met moeite tovert ze een namaakgrijns op haar gezicht voor wie haar aankijkt. Haar werk is haar te veel geworden. Trappen lopen, mensen uit hun luie stoel praten, bijeenkomsten organiseren, met kratten bier en limonade sjouwen, evenementententen opzetten, geluidsinstallaties testen, artiesten engageren, baldadige jongelui uit die tenten houden, dronken bewoners naar huis sturen, burenruzies beslechten, een laffe wijkagent achter zijn luie kont zitten, boze brieven schrijven aan de minister over goedwillende, geïntegreerde, maar niet erkende asielzoekers. Ellen heeft er nu helaas de fut niet meer voor.
‘Zet daar maar een meid of knul van vijfentwintig op,’ zegt ze.
Twee van haar naaste collega’s, allebei een stuk jonger, geven er opeens ook de brui aan. Dat maakt haar extra moedeloos. Ze staat er nu alleen voor en tsja…… dan lukt het echt niet meer.
Ellen kan leidinggevende worden……wil ze niet….kan ze niet….. zegt ze.
Okee, zegt haar baas, ga dan je jarenlange ervaring doorgeven aan je opvolgers……dat lijkt Ellen wel wat. Maar in de praktijk komt daar niks van terecht. Bij gebrek aan menskracht, moet ze toch weer de buurt in….trap op….trap af …..tentje opbouwen……enzovoorts, enzovoorts…...

Ze is neerslachtig, angstig.
‘Komt door haar werk,’ zegt ze.
Ze is onder regie van een onderzoeksbureautje gaan experimenteren met pillen. Pillen tegen angst en depressie. Haar angst is bijvoorbeeld dat haar zonen iets vreselijks overkomt of dat zezelf bij het autorijden verongelukt. Door die pillen is de angst wat verminderd. Maar ze is driedubbel zo verdrietig, neerslachtig, depressief en niet te vergeten……. wanstaltig dik geworden. De artsen van dat bureau geven voorlopig niet thuis als ze haar verhaal bij hen kwijt wil. 'Even de tanden op elkaar en hard bijten,' lijkt het devies.

Aan haar man Pascal heeft ze weinig. Pascal is een moeilijke man, vriendelijk, maar moeilijk, heel moeilijk. Hij doet zijn werk, verdient er een paar centjes mee, wel voldoende, hoor, zeker. Hij is niet te beroerd om wat huishoudelijk werk te doen maar hij is een persoon waar he-le-maal niks van uitgaat. Het contact tussen Pascal en Ellen is de laatste jaren minimaal. Ze horen elkaar aan als ze tot elkaar spreken maar de werkelijke aandacht voor elkaar, het warme contact, ontbreekt.
Niet in de laatste plaats komt dat door Pascals wrok over hun mislukte seksleven. Okee….de eerste drie weken dat ze elkaar kennen zijn euforisch…….ze neuken dan als het ware vijf kwartier in een uur. Al snel volgt, met name van haar kant, in de tien daarop volgende jaren, een steeds verder afnemende behoefte aan seks, die al ras overgaat in een toenemende afkeer daarvan.....wat tenslotte rest is algehele seksloosheid.
Als Pascal dan op zijn vijftigste in een psychose met voornamelijk manische gedragingen schiet, bouwt Ellen nog maar eens een muurtje, ditmaal om haar innerlijke roerselen. Vanaf dat moment houdt ze die voor zich. Huilbuien laat ze bijvoorbeeld bij voorkeur uitwateren als hij niet in de buurt is. Pascal heeft haar namelijk meerdere malen laten blijken, dat hij in de war raakt van haar onduidelijke gesnotter. Zelf weet ze ook niet precies waar haar helse huilbuien vandaan komen.
Misschien is het om haar oudste zoon, Bertram, ook psychisch ziek, net wat heftiger dan zijn pa Pascal. Momenteel is Bertram weliswaar uiterst stabiel, mede dankzij zijn medicijntrouw.
Misschien is het wel om haar jongste zoon Evert, die al jarenlang studeert maar nooit eens afstudeert; hoewel......nu gloort er toch hoop aan de horizon: over anderhalf, misschien twee jaar, zo is de voorspelling, studeert hij af. Dat zal wellicht samenvallen met haar vervroegd uit het arbeidsproces treden. Ellen zal dan niet meer hoeven te werken. Ze gaat dan in de vut.
De vraag is wel hoe zich zal voelen zonder betaald werk. Mogelijk ook een huilstimulans. Werken doet ze doorgaans met groot plezier. Het vooruitzicht dat groot plezier te missen, kan verdrietig maken.
Vrijwel zeker treurigstemmend is het onontkoombaar snel naderende einde van haar zeer oude zussen, nu respectievelijk vijfentachtig en zesentachtig jaar oud.

De neerslachtige toon is kenmerkend voor de wijze waarop Ellen spreekt tot Pascal.
Ze zucht, over ieder pijntje, waar dan ook.
Ze neemt afstand van al het nieuwe al het andere.
Ellens woorden zijn futloos; voor geen enkele bezigheid heeft ze energie.
Af en toe klinken op verveelde toon opmerkingen als:
‘ik heb nergens zin in, Pascal’
‘ik zou zo wel in slaap kunnen vallen, Pascal’
‘ik heb wel lekker geslapen, Pascal, maar veel te kort’
‘wat een somber makend weer vandaag Pascal’
‘Pascal, in dit huis lijkt alles somberder’.

De enige momenten van lichte opgetogenheid vertoont ze als ze aanstalten maakt om een sigaretje te gaan draaien, een slokje koffie te nemen of een handje snoep in haar mond te stoppen. De dagelijkse warme prak eet ze met nauwelijks verholen tegenzin; met name als Pascal gekookt heeft. Alleen het zoete toetje, pudding, ijs, worden met redelijke opgetogenheid genuttigd. Zelfs gaan deze favoriete handelingen, vergezeld van opbeurende, gezellig bedoelde, ja, zelfs van enig enthousiasme blijk gevende opmerkingen richting Pascal.
Enige voorbeelden hiervan:
Gezeten op de driezitsbank beweegt ze zich met haar bovenlichaam en uitgestoken rechterhand in de richting van een schaaltje met (bijvoorbeeld) gesuikerde pinda’s op de salontafel en zegtdan:
‘Wat heeft die kat toch een luizenleventje zeg! Moet je hem toch eens zien liggen, Pascal!”
Ellen graait dan een flinke hand suikerpinda’s bijeen en duwt deze doorgaans allemaal tegelijk in haar mond en maalt deze op luidruchtige wijze fijn.
Vervolgens beweegt ze zich richting glas Spa-rood, neemt daarvan een slok, waarmee de laatste restjes suikerpinda's in haar mond worden weggespoeld en leest verder in de krant of kijkt verder tv.

Enige minuten later (wederom beweegt ze in de richting van het bakje suikerpinda’s, want dat staat er toch nog), zegt ze:
‘Zo, moet je zien Pascal, ze zijn weer flink asociaal aan het affakkelen bij de Shell’ (we hebben namelijk vanuit ons appartement uitzicht op die raffinaderij); ze pakt dan weer een flinke hand suikerpinda’s, duwt die in haar mond en..'kauw, kauw, kauw.' Ze vervolgt in de regel nog met wat ‘leukere dan normaal’ opmerkingen, bijvoorbeeld over het weer; zegt de weerman ’hier en daar regen’; zegt Ellen: ‘zal wel meer hier zijn dan daar.’(hihi)
Dergelijke en meer leuke vrolijkheid gaat steevast gepaard met een flinke hap zoet. Tegenwoordig schudt ze een heel pak de Ruyter anijsmuisjes in haar wijd opengesperde mond leeg…..voor elke avond staat er een nieuw pak in onze voorraadkast klaar…..ze doet dat als ze alleen is……althans als huisgenoot Pascal slaapt.

Het zal geen verwondering wekken, dat ze inmiddels redelijk in de richting van de honderd kilogram begint te geraken. Een enkele keer roept ze dan dat ze moet gaan lijnen en andere keer klinkt het dat dat haar toch nooit zal lukken. Het prettige aan het geheel is dat Ellen nimmer gepoogd heeft te stoppen met roken:
’als ik dat zou doen ben ik in een mum van tijd een tonnetje van honderd kilo’.
Nou inderdaad, het is werkelijk gelukkig dat Ellen niet gestopt is met roken anders was ze nu misschien wel bijna twééhonderd kilo geweest!
Momenteel wordt de ene hand na de andere gevuld met lekkers en naar haar mond gebracht. Dadelijk zal haar man vragen of ze in die paar uurtjes die haar gegeven zijn na de maaltijd toch nog voldoende zoetigheid naar binnen heeft kunnen drukken.
‘Ja hoor,’ zal Ellen dan zonder enige schroom antwoorden.
Pascal haat dat. Die dikte. Dat vreten. Haar interesseert dat geen ene tering. Het is hààr lijf en als ze dat wil vol proppen, dan is dat haar zaak. Net zoals Ellen al dertig jaar duidelijk maakt dat ze beslist niets meer van Pascal in en om haar kut wil voelen; in 1980 was dat, nadat ze tweede kind gebaard had.
Vrijen hoort er zo af en toe bij, vindt Pascal….als je met elkaar getrouwd bent…..zeker als er geen rotsfeer is of zo…... Ellen vindt dat een belediging, ja zelfs vrouwonvriendelijk. Hij heeft dat nooit goed kunnen doorgronden. Maar omdat hij van nature toch eigenlijk een grote lul is, laat hij het maar zo en gaat hij zonder seks met zijn partner en volop rukkend door het leven. Het is nu eenmaal zo gelopen. Iets met andere dames beginnen .........hij zou niet weten hoe ...........is hij eigenlijk ook wat te verlegen voor. Voor betaalde liefde is hij te gierig. Pascal is meer een type van ‘zich gaan zitten aftrekken voor de gratis internet porno’.
Ellen en Pascal leven de laatste jaren als broer en zus. Samen huishoudelijke klusjes opknappen; samen boodschappen doen en betalen; samen de zonen waar nodig bijstaan; ze materieel, psychisch en fysiek ondersteunen; samen werken op de volkstuin en er van genieten. Als broer en zus zijn Ellen en Pascal een acceptabel stel. Als echtelieden een lachertje eerste klas. Samen slapen, slapen in één bed, is er al tien jaar niet meer bij. Ze hebben ieder hun eigen (slaap)kamer. ‘Vind je het niet koud, eenzaam en vervelend om daar, alleen te slapen’, vroeg Pascal eens.
‘Nee, helemaal niet, ik vind het juist....... heerlijk.......... rustig ook,’antwoordt Ellen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten