dinsdag 22 september 2009

Knetter

“Hier vuile tering Turk,” schreeuwt ze en geeft Mehmed met haar vlakke hand een stevige klap voor zijn kop. Met een smak gooit ze haar deur dicht. Ma Troost is echt niet bang van hem ook al is hij twee koppen groter en twintig jaar jonger. De buurt is getuige geweest van een korte maar hevige burenruzie. Zij is het type rauwe volksvrouw van tegen de vijftig; Peter is haar zoon, achtentwintig jaar oud en geestelijk gehandicapt. Waag het niet je te bemoeien met zijn opvoeding.
Mehmed kwam haar alleen maar vertellen dat haar zoon Peter plantjes uit zijn tuin had weggenomen. Wrijvend over zijn wang, wankelt Mehmed naar zijn huis aan de overkant. Buren vangen hem op. Driftig wijst hij naar de gaten in zijn tuin en naar de overkant. Woedend wil hij weer op ma Troost af gaan maar zijn buren trekken hem aan zijn jasje terug.
Vanuit haar vaste stekkie achter het openstaande keukenraam lijkt ze te genieten van het opgewonden sfeertje aan de overkant; je ziet haar haast denken: “Kijk die zielepoten daar nou eens … en allemaal natuurlijk meehuilen met die kankerturk.”
“Kankuhturruk…,” krijst haar papegaai Krook.
“Hou je kop, lelijke doerak! Anders draai ik je nek om,” buldert ze.
Ook van Krook moet de buurt afblijven trouwens, ook al krijst hij ‘s morgens vroeg iedereen wakker.
“Peter..........hier! Of je kijgt een beuk.”
Dit dreigement blijkt voor de achtentwintig jarige Peter voldoende te zijn om onder zijn bed vandaan te komen. Met de handen tegen zijn hoofd gedrukt schuifelt hij, als een bang hondje naar zijn moeder. Zij kijkt hem aan met een verachtende blik en knikt in de richting van de stoel waar hij moet gaan zitten.
“En haal je klauwen van je kop, lul,” bijt ze hem toe.
“Ikke niettuh guddaan plantuh…”
“Hou je muil nou maar, klootzak!”
Heerlijk vindt ze die verontwaardigde koppen aan de overkant en boosaardig grinnikend steekt ze van achter haar vitrage een middelvinger naar hen op.
Mehmed is er bij gaan zitten; op het stoepje voor zijn deur rookt hij een sigaretje en neemt een slokje van zijn thee. Voor iedereen rondom hem is het duidelijk: de maat is nu vol. Natuurlijk, Peter weet niet beter maar het is wel knap lastig zo’n figuur in je buurt, zeker met zo’n moeder. Het zijn niet alleen die plantjes. Er gebeurt veel meer. Peter laat zijn hond op de stoep poepen, hij steelt fietsen, valt kleine meisjes lastig en verlekkert zich aan in hun tuin zonnebadende vrouwen. Daar mag je dus van ma Troost allemaal niks van zeggen. Die Peter is gewoon te gek om los te lopen.
Ma Troost ziet dat Mehmed een mobieltje in zijn handen geduwd krijgt.
“O, nou gaan we het krijgen hoor, hij kan het weer niet alleen aan. hij moet de politie er zeker weer bij halen,” schampert ze.
Met een ruk draait ze zich om naar Peter en haalt met de knokkels van haar rechterhand uit naar zijn gezicht. Ze staat op en gebiedt de kreunende Peter te blijven zitten:
“Blijf Met Je Poten Van De Planten Van De Buren,” timmert ze er ritmisch bij hem in. Peter dondert van zijn stoel. Roerloos blijft hij liggen. Ook na een paar zachte tikjes op zijn wangen geeft hij nog geen teken van leven. Nagelbijtend en plukkend aan haar trui loopt ze onrustig heen en weer tussen de keuken in de woonkamer. Dan zwiept ze zo maar een paar planten van de vensterbank; ze gooit een schemerlamp om en ze rukt het kleed van de keukentafel: alles van asbak tot koffiepot in gruzelementen;. de borden en potjes broodbeleg, die ze er ook nog bij gooit maken de ravage compleet.
Een van de buren wijst en alle anderen kijken in de richting van de politiewagen die arriveert. Een agent loopt naar Mehmed om van hem te horen wat er loos is. De andere agent gaat naar ma Troost.
De agent ziet haar verslagen naast de uitgetelde Peter zitten, ze streelt haar zoon over zijn bol. Snotterend vertelt ze dat Peter een driftbui kreeg van dat verhaal van die Turk en dat hij met van alles in huis ging lopen gooien. Om hem te stoppen gaf ze hem een harde klap; misschien wel een beetje te hard.
De door de agent opgeroepen ambulance is er snel. Verplegers schuiven Peter, die nog steeds niet bij kennis is, de ziekenauto in. Als ma Troost samen met Krook en de hond, de politiewagen wordt in geduwd schreeuwt ze naar de overkant:
“Hebben jullie nou je zin, stelletje slampampers……en dat voor die paar lullige tuinplantjes!”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten