donderdag 8 oktober 2009

Opletten

De meeste buren ken ik niet eens.
Zestien hoog is de flat.
Op elke verdieping vier appartementen.
Ik woon op de vijftiende.
Het is middag.
Drie uur.
Een oude dame opent de deur van het flatgebouw.
Ik glip met haar mee de hal in.
‘Woont u hier?’
‘Ja,’ zeg ik tegen het oude wijffie.
‘Heeft u dan geen sleutel?’
‘Nee,’ zeg ik, ‘niet bij me.’
‘Dan kunt u toch wel bellen?’
‘Ja, dat had ik best wel eens kunnen doen.’’
‘Waarom doet u dat dan niet?’
‘Er is nu, denk ik, niemand thuis.’
‘Als u geen sleutels bij u heeft, kunt u er boven toch niet in.’
‘Ja, ik kan er wel in, want mijn buurman heeft mijn sleutels.’
‘Waarom belt u daar dan niet aan?’
‘Ik vind het wel gemakkelijk om tegelijk met u naar binnen te gaan.’
‘Woont u allang hier?’
‘Vier jaar.’
‘Zo, vier jaar ……. Vreemd…..ik heb u nog nooit eerder gezien.’
‘O,' zeg ik, ‘maar ik ken u wel hoor!’
‘O ja?’
‘’Jazeker, ik zie u en uw zuster hier regelmatig in de hal wachten op het ‘busje-komt-zo’.’
‘O ja, nu zie ik het u bent die meneer in die rolstoel.’
‘Drie maanden heb ik in een rolstoel gezeten.’
‘En u loopt nu weer….daarom herkende ik u niet …u bent nu zo groot.
‘Ja, ik zit al een week niet meer in een rolstoel. Lopen gaat nog niet zo goed ….moet nog flink oefenen….’
‘Goed uw best doen, hé, zal ik maar zeggen….’
Trouwens …eh …..goed hoor, dat u me niet zo maar binnen liet.’
‘Ja, ik ben niet meer zo goed van vertrouwen.’
‘U bent een van de weinigen die nog een beetje oplet.’
‘Nou, dag meneer.’
‘Dag mevrouw.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten