donderdag 14 juli 2011

Een goed begin is het halve werk (5)

Nu, zo na de laatste pech, gaat mijn maag ook nog eens opspelen: het aanhoudende, vervelende gevoel van misselijkheid. Zou het van die halfbevroren pizza zijn? Veel anders heb ik eigenlijk niet gegeten: beetje muesli en een paar sultana’s.
‘Weinig eigenlijk wel,’ zeg ik zo tegen mezelf. Ja, dat is wat je gaat doen op zo’n solotour als deze: tegen jezelf lullen. Als ik aan het eind van de middag aankom in Arriange zal ik eens op zoek gaan naar een gezellig eettentje, waar ze iets stevigs te eten hebben, een pasta of zo, hoewel ik eerlijk gezegd totaal geen honger heb.

Gottegot, wat is het hot. Dertig graden en dat al zo vroeg in de zomer. Dit is een zware rit. Een aantal cols haal ik niet eens fietsend. Lopend met de fiets aan de hand, bergopwaarts, is een stuk zwaarder dan fietsen. Bovendien heb ik dan ook meer last van die gescheurde pees in mijn arm.
Elk kroegje dat ik tegenkom móét ik mijn bidons vullen. Ik verslind water. Soms pik ik een schaduwrijk terrasje en bestel dan maar drie tonic tegelijk met veel ijs, alleen voor mezelf. De ober kijkt daar wel wat vreemd van op, zeker als ik de enige ben aan dat tafeltje. Nog geen vijf minuten na het naar binnen gooien van die tonics heb ik alweer een gortdroge bek. Raar hoor!  

Nog twintig kilometer dan ben ik in het dorpje Arriange. Daar, zo staat in mijn recente routebeschrijving, is een kleine, eenvoudige, rustige eco-camping. Het kan aan mijn Frans gelegen hebben, dat dit jaar ook voor mezelf, merkbaar slechter is als andere jaren maar niemand van de autochtonen hier gaat een lichtje op als ik vraag waar de camping is.

Vandaag verder fietsen is voor mij absoluut geen optie: òf ik ga hier wild camperen òf ik zoek een kamer of een hotelletje. Ik zie wat mensen, kinderen en volwassenen in de buurt van een oude kerk. Er wordt gespeeld, gepraat, gelachen, gegeten en gedronken. Als ik een van de volwassenen daar vraag of ik vannacht op het speelveld schuin voor de kerk, deze nacht mijn tentje mag opzetten, reageert hij niet meteen afwijzend. Hij gaat de kerk in. Nu zie ik dat direct naast de kerk een kerkhof is.
‘Kamperen voor één persoon, voor één nacht?’’ vraagt die man, die de kerk weer uit is gekomen.
‘Ja,’ zeg ik, ‘mijn vriendin is vanmiddag terug naar Nederland gefietst, ha ha.’
Nou, dan kon het wel.

Voel me zo slap als een vaatdoek. Zet toch maar eerst even mijn tent op, voor dat ik een eettentje ga zoeken. Nog steeds geen trek. Maar ik móét toch eten. Dus stap ik op de fiets om wat eetbaars te scoren in dit gat. Na een fietstochtje van 10 minuten (wat heerlijk, zo zonder bagage!) kom ik tot de conclusie, dat er in dit dorp geen winkels en restaurants zijn. Dat betekent dat ik met het restant hartige sultana’s en een zakje gezouten cashewnoten mijn reserves moet zien aan te vullen. Valt me niet mee om die zooi weg te krijgen zonder de hoeveelheid speeksel die mijn lichaam normaal bij dit soort versnaperingen aanmaakt.
       
Wild camperen is leuk maar op dit veldje heb ik geen schoon stromend water, noch toilet of douch, realiseer ik me bijna te laat. En water, veel water zal ik juist zo nodig hebben voor de rit van morgen. Het wordt weer hot, zo werd me verteld. De mensen die zojuist nog zo gezellig bezig waren rond de kerk maken nu successievelijk aanstalten om te vertrekken. Twee dames die de boel in de kerk opruimen zijn zo vriendelijk om mijn bidons nog even te vullen met water.
Douchen moet ik vandaag maar eens overslaan; pissen kan hier tegen een van de vele bomen en poepen kan ik sowieso al ruim drie dagen niet. Het zou wel heel toevallig zijn als ik hier ineens wel zou kunnen. Dat zou op zich geen probleem zijn hier, plaats genoeg maar een drol neerleggen op dat kerkhof lijkt me echt het einde.

wordt vervolgd

Geen opmerkingen:

Een reactie posten