zondag 17 juli 2011

Een goed begin is het halve werk (7)

Ik kon er op wachten: nauwelijks lig ik in mijn tent of daar is weer dat geritsel en ploft er een dennenappeltje of iet dergelijks op het tentdak neer. Weer is daar die scherpe verstikkende stank en ook de doffe dreun van de kerkklok. Een kwartiertje later. Half twaalf is het nu.

Het eerste dat ik de volgende ochtend hoor is de kerkklok. Zes keer slaat die. Ik moet dus gelijk na half twaalf in slaap zijn gevallen. Ik kan me verder absoluut niks meer herinneren tenminste. Knallende koppijn  heb ik. Eerst even piesen. Als ik op wil staan, buiten mijn tentje, val ik gelijk om. Heerlijk hoor, in dat zeiknatte gras. Blijf tollen op mijn benen. Ben duizelig; voel me misselijk. Misschien heeft het wel te maken met die chemische stank in mijn tent. Was het toch een narcosemiddel. Dadelijk maar even controleren of er misschien wat gejat is. 
Gatver.....sta ik op mijn voeten te zeiken. Komt zeker door mijn draaierigheid. Nou ja, mijn moeder zei altijd dat dat goed was tegen eksterogen. Jammer genoeg heb ik die nu toevallig even niet.  Heel in de verte racet de TGV naar Brussel (grrrrr).
Ik voel aandrang om te poepen, driewerf hoera! Ik neem met mij rolletje pleepapier plaats tussen de grafzerken van Jan Marie Dujeux (1898 – 1981) en Stéphanie Delacroix  (1919 – 2009). Hoe ik ook pers het leidt allemaal tot niks. Ook niet als ik als ultime poging de drol nog even met mijn vingers uit mijn lijf probeer te peuteren; dat levert alleen een paar vieze vingers op. Als ik opsta, om mijn handen af te vegen aan het pleepapier en ja, toch maar vast mijn broek op te halen, hoor achter me opeens een verontwaardigde damesstem: 
'Maar meneer?'  Een dame met emmers, wasmiddelen,  een luiwagen en wat bloemstukjes komt mijn richtig uit gelopen. 
'Maar meneer, wat doet u hier in Godsnaam?' (vrij vertaald). Ze heeft me gelukkig niet in mijn blote kont gezien en, wat ik nu nog veel fijner vind: ik heb daar geen hoop neergelegd, want daar had ze, geheel terecht overigens, boos om kunnen worden. Nu speel ik de vermoorde onschuld, mompel een paar keer excusez-moi, haal mijn schouders op, wijs naar mijn tentje, wat verderop en  loop daar enigszins zwabberend naar toe. In mijn zakje met toiletspulen zit een miniflesje ontsmettende zeep. Handig voor onderweg, dacht ik toen ik dat bij het Kruidvat zag staan maar natuurlijk is het wel zo dat ik eerst met mijn vieze handen achtereenvolgens de tent, de tas waar de toilettas in zit en de toilettas zelf zal moeten open maken en vervolgens mijn tandenborstel opzij moet leggen om uiteindelijk bij het miniflesje te kunnen…..stromend water heb ik hier niet……alleen schoon water in mijn bidons…….schone handen vind ik  nu toch even het belangrijkst….dus gebruik ik het drinkwater maar....................……..de rest moet ik goed schoonmaken op de eerstvolgende camping: Lunéville: 90 kilometer zuidwaarts.    
Na deze belabberde nacht gaat alles vreselijk traag. Het kost me ruim een uur om alles op mijn fiets te laden. Ik mis trouwens helemaal niks van mijn spulletjes. Ik ontbijt met een paar droge sultana’s, die ik alleen maar met een paar stevige slokken water weg kan krijgen. Straks in het eerste de beste dorpje neem ik wel een lekkere  kop koffie en een chocoladecroissantje.

wordt vervolgd 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten