zondag 27 december 2009

Gieser Wildeman

Stoofperen. Morgen het toetje. Vandaag na de afwas even klaarmaken. Zodat de peertjes twintig uren kunnen afkoelen. De Wildemannen, de soort peer bedoel ik, zijn geschild, gevierendeeld, ontdaan van klokhuis en gewassen. Ze liggen in een bad van wijn met vijftig gram suiker. Een pijpje kaneel geeft, daarin ronddobberend, zijn heerlijke smaak en geur af.
De pan met peren gaat op de elektrische kookplaat, op de hoogste stand. Over een uur of vier zijn de vruchten om te zuigen.
Tijd om even naar het acht uur journaal te kijken. De eerste sneeuwdag van de winter heeft iedereen weer in de war gebracht. Het KNMI begint nu al iedereen de stuipen op het lijf te jagen. Blijkbaar acht dit instituut het zijn taak om iedereen binnen te houden. De NS trekt meteen al voordeel uit deze KNMI berichten door te stellen dat de reiziger er rekening mee moet houden dat er minder treinen zullen rijden en dat er vertragingen zullen zijn door vastgelopen wissels.
Dit geouwehoer duurt zo’n kwartier op het journaal. Vreemd luchtje. Kan het niet thuisbrengen. Lijkt wel kaneel wat ik ruik zegt mijn vrouw…
Godverdomme!, zeg ik, helemaal vergeten, die peren. Kut.
Het kwaad is al geschied. Ik kijk in een pan met een pruttelende bellen blazende substantie met zwarte kwarten peer. Tegen beter weten in snij ik met en lepel een stukje peer af om te proeven. Niet te vreten. Bitter. Aangebakken. Ik pleur, woedend op mezelf, de NOS en het KNMI alles in de plee. Spoel door, dat wel. Op de bodem van de pan zit een aangebakken laag die minstens een week moet weken.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten