vrijdag 18 februari 2011

Dochter en vriendin (2)

De goulash is prima; met de zilvervliesrijst en een glaasje wijn (St. Emilion) is het voor ons alle drie smullen. Voor Carola en mezelf maak ik er nog een frisse salade bij: Ijsbergsla, trostomaatjes, radijsjes, olijven. Juli eet er alleen olijven bij.
Mijn  bord is bijna leeg. Het eten ‘goet kauwuh’ vind ik van het hoogste belang. Tot en met de laatste hap. Mijn beide zonen kunnen daarover meepraten. Ik realiseer me eigenlijk pas weer de grote kracht waarmee kauwen gepaard gaat, als ik op mijn lip, mijn tong of de binnenkant van mijn wang bijt. Dit keer word ik me  pijnlijk bewust van die kracht, als mijn kiezen een keihard ingrediënt van de goulash trachten te vermalen. Blijkbaar is het duidelijk hoorbaar want Carola en Juliëtta kijken tegelijk verbaasd mijn kant op. Veel pijn doet het niet maar de schrik is wel groot. Als ik het  ‘hards’ uit mijn mond heb gehaald en ontdaan heb van stukjes rijst, rundvleesdraadjes en tomatenvelletjes, zie ik dat het een stukje glas is…..
Carola en Juli zijn godzijdank al uitgegeten. Ze zeggen niets maar dit ijzig zwijgen zegt eigenlijk al genoeg.  Ik zie en voel een onregelmatigheid aan de rand van de ovenschaal van waaruit ik de goulash heb opgeschept.  Het stukje glas past precies in de oneffenheid van de rand van de ovenschaal. Het móét bij het overscheppen gebeurd zijn, dat kan niet anders, met de ijzeren soeplepel tegen die glasrand……maar  ik heb  er vreemd genoeg helemaal niks van gemerkt. Ik ben wel erg  blij, dat ik het stuk glas op mijn eigen bordje geschept heb.
Met het toetje: de meloen, is gelukkig niets mis, behalve dan dat ook dat aan Juli niet besteed is.  Ze hoeft niks meer en kijkt tevreden toe hoe wij een halve meloen naar binnen schrokken. Altijd valt me dat weer op als we eters hebben: hoe schrokkerig wij eten; veel gulziger ook dan de gasten. Ondanks dat ik toch een goed veelvuldig kauwer ben,  zijn we altijd weer, eerder klaar; toch gauw een half uur eerder, schat ik. Eigenlijk vind ik dat niet kunnen. Genant.

De rest van de avond hebben we gepraat, gedronken en gesnoept. Over twee zaken spraken wij wat langer: Julian Poch, de Argentijnse piloot, die beschuldigd wordt van het uit een vliegtuig gooien van (vaak jonge) Argentijnen, die ageren tegen het dictatoriale Videla-bewind. 
Minder crimineel is het andere  onderwerp: de door Carola ervaren helaasheid  van de dochterloosheid. Tot mijn grote verrassing leeft Juli, na een klein Videla dipje, ineens weer op. Overigens: Juli haat Videla!
Nu is ze er weer helemaal bij  en verklaart breed lachend dat ze best Carola’s dochter  wil zijn. Grapje natuurlijk. O, ze zal het best wel willen daar niet van. Maar het echte wederzijdse moeder/dochter gevoel is principieel onmogelijk.
Vreemd vind ik, dat Juli, gisteren nog, zelfs een beetje bozig, zei dat ze beslist niet mijn dochter wilde zijn. Van mij wil ze blijkbaar een vriendin zijn en van mijn vrouw een dochter. Bloeb.
Tegen middernacht, neemt Carola zoals gebruikelijk de regie weer helemaal in handen en zegt ze tegen ‘dochter’ Juli:
‘Het is nu onderhand wel bedtijd, meisje, denk je ook niet?  Je  moet je zo dadelijk door je ‘grote oude vriend’ maar eens naar je hotelletje laten brengen.’
En tegen mij, haar geliefde echtgenoot zegt Carola:
‘Heb je daar nog wel voldoende energie voor, jongen?
‘Jazeker, ik lever je jongste dochter straks netjes af bij haar hotel.’

Geen opmerkingen:

Een reactie posten