dinsdag 8 februari 2011

Nekkramp

Al een maand of 5 werk ik als vrijwilliger, 4 tot 8 uur per week,  voor een bioscoop waar alleen goede films worden gedraaid. Films die normaal gesproken niet te zien zullen zijn in een commercieel bioscoopbedrijf als Pathé, omdat ze niet commercieel genoeg zijn en dus te weinig publiek trekken. Het voordeel van zo’n baantje is dat de vrijwillger  gratis een kaartje kan ‘kopen’voor  niet uitverkochte film- of muziek voorstellingen.  Vandaag kies ik voor na mijn dienst de film ‘Les amours imaginaires’.  Over deze film wil ik alleen kwijt dat ik  daarvan net zo weinig genoten heb,  als van een willekeurige uitzending van boer zoekt vrouw.
Maar goed, waar het mij vandaag om gaat is niet de film maar enkele gebeurtenissen voorafgaand aan de film.  De foyer van het filmhuis LantarenVenster wordt voor een paar dagen, omgetoverd in een expositieruimte van een aantal beeldend kunstenaars. Een aantal kunstwerken is al expositieklaar.
Een invalide persoon in een scootmobile meldt zich, met zijn echtgenote,  bij me, met de vraag om hem te tonen hoe toegankelijk LantarenVenster is.  Toevallig doe ik niets liever dan dat, dus ik wandel vanuit de plaats van de centrale kassa met het echtpaar in de richting van de lift.

Het kost de invalide persoon de nodige moeite om met zijn scootmobiel te laveren tussen de geplaatste panelen, het her en der door de opbouwers van de tentoonstelling slordig neergesmeten gereedschap en het kartonnen verpakkingsmateriaal. Ik loop de gang naar de lift in, terwijl ik met het stel nog wat ‘oude LantarenVenster-koeien uit sloot haal’.
Plotseling hoor ik een vrouwenstem,  een eindje verderop naast mij, gillen:
‘O, menèèèèèèèèr, kijk uit`!!!!! Kijk uit! Oooooooooooh, neeeeeeeee!!!!.’
Terwijl ze zo gilt, voel ik dat ik met mijn rechterarm tegen iets makkelijk-indeukbaars aangelopen ben. Op het moment dat ik voel dat ik iets raak en het gillen hoor, sta ik stok-stijf-stil. Doe een ‘sur place’.
Vervolgens krijg ik van iemand achter mij, me een flinke  beuk in mijn rug.  Als het kunstwerk niet beschadigd zou zijn door mijn aanraking, dan zou het nu wel beschadigd zijn door zijn onnodige geweld.  Wanneer ik me omdraai,  zie ik de agressieve kunstenaar staan: een angstige spichtige,  volop gepuiste melkmuil, die waarschijnlijk voor het eerst van zijn leven zijn rotzooi ergens mag ophangen.
Hij verdient een flinke beuk van mij terug maar ik ben in een goede bui, dus waarschuw hem alleen maar. Ik zwaai, een beetje agressief, dat wel,  een flyer vlak voor zijn neus en ogen langs; hij deinst er bangelijk voor terug en staat met zijn ogen te knipperen als ik hem zeg dat hij met zijn poten van me af moet blijven……..anders…..zeg ik dan onnodig stoer.

Er is overigens he-le-maal geen schade  door de ‘aanvaring’ met het ‘ knippen-plakken-kleuren ophangsel’. Ik vind het een infantiel werkstuk; uitstekend passend bij deze minkukelartiest. Het ‘werk’ is te zien op de overgang van foyer van LantarenVenster naar de gang met de toiletten aan het eind. Oordeel zelf maar over het stuk.

Met scootmobilist en zijn echtgenote, die dachten in een opname van een tv-programma met een verborgen camera terecht te zijn gekomen,  loop ik nu rustig naar de lift, die ons naar de 1e verdieping brengt, alwaar vijf filmzalen zijn.  Vier zalen zijn daar goed toegankelijk. Een van de zalen moet door de invalide betreden worden via de nooduitgang, die op de begane grond is.
In alle zalen kan door deze MS-patiënt  prima een filmpje bekeken worden; in al deze zalen zijn speciaal voor invaliden drie stoelen van de eerste rij verwijderd. Drie van de vijf filmzalen zijn ronduit prima voor invaliden. Zelfs de twee zalen met een hoog nekkrampgehalte, het filmdoek is daar ultrahoog gesitueerd, voldoen. Dat komt omdat de zitting van de scootmobiel een flink stuk naar achteren gezet kan worden. De invalide is hierdoor licht in het voordeel ten opzichte van de andere, veelal valide bioscoopbezoekers op de nekkrampplaatsen.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten