zaterdag 7 november 2009

Vernederen

De lift van de zestien verdiepingen tellende Rotterdamse woontoren is de enige getuige. Maar een lift kan niet praten. Zijn geheim neemt hij mee. Al vijf jaar lang kent hij zijn vervuiler. De vraag is nu alleen nog: wanneer is de grens bereikt?

De lift is snel en schoon. Ik stap in op de vijftiende. Twee verdiepingen lager stapt Rachid in, een joch van elf en zijn iets jongere zusje. Zij heeft mandarijnen en pistachenootjes; hij gaat helemaal op in zijn gameboy.
“Naar school?” vraag ik.
“Ja,” zegt het meisje, “en we hebben schoolzwemmen eerst; ik kan al wel zwemmen en mijn vader niet... en Rachid ook niet, hè … Rachid?” Afwezig schudt hij zijn hoofd..
“Nou, dan ga jij je vader en Rachid toch leren zwemmen?”
Rachid komt even los van z’n gameboy:
“Nee, kan niet, vader woont in Bijlmer”
“En jij dan Rachid, wil jij niet leren zwemmen?” Rachid laat zich verder niet door mij afleiden.
In de hal spreek ik bovenbuurvrouw Janny. Gisterenmiddag lag er een plas in de lift. Eerst dacht ze dat het water was maar bij het opdweilen rook ze de urinestank. Er had dus weer iemand staan piesen in de lift.
“We zullen het er vanavond wel over hebben op de bewonersvergadering, dit kan niet langer zo.” Janny wil naar boven, naar de zestiende maar ze zal moeten lopen want de liftdeuren blijven dicht.

Na een hele dag zittend werk op kantoor, doe ik eens sportief en neem de trap naar de vijftiende. Heeft de lift ook een beetje rust. Zo dadelijk eten en om zeven uur alweer de deur uit.
Als ik de flat uitloop, op weg naar de bewonersvergadering, zitten Rachid en zijn zusje op de stoep voor de flat.
“Moet je niet naar binnen,” vraag ik.
“Neen,” zegt het zusje, “moeder werkt, komt tien uur thuis.”
“Heb je dan geen sleutel?” Rachid schudt alleen maar ‘neen’.
Op de bewonersvergadering heerst ontevredenheid over onze schoonmakers, die de kantjes er van aflopen. Ze sprenkelen wat druppels schoonmaakmiddel in de hal en op de trappen waardoor het daar alleen maar schoon ruikt. De huisbaas zal gaan praten met het schoonmaakbedrijf.
“Zag je die Rachid net nog zitten op het stoepje voor de flat? Beetje triest joch, vind je niet?” zegt Janny in de pauze. “Hij zit bij mijn dochter in de klas. ’t Is geen lieverdje, hoor. Hij luistert slecht, zit vaak te slapen in de klas. Laatst gooide hij een natte prop papier in mijn dochters nek. Ik gelijk naar school natuurlijk. Hoor ik van de meester, dat ze binnenkort geen last meer van hem zal hebben. Hij gaat naar een bijzondere school, omdat hij hier niet mee kan komen.”
De vergadering toont zich machteloos over de perikelen rond de lift. Wie bevuilt er nu zijn eigen nest? Of is het een bezoeker? Hij wacht tot hij alleen is in de lift en doet dan wat hij niet laten kan. We gaan collecteren voor een camera, die de hem betrappen kan.

“D’r is met viltstiften gekrast op de wanden van de lift,” zegt een buurman na de vergadering.
”Graffiti?”
“Nee, het bekende gekladder!”
Niet om aan te zien. Het zouden krassen van een kleuter kunnen zijn, maar dan wel eentje van pakweg een meter vijftig. Bovendien lagen er in de lift sinaasappelschillen, een klokhuis, een verfrommeld zakje chips, een ingedeukt blikje cola en een drol. De lift schokt en hapert.
“Als ik de klootzak, die dat steeds weer flikt in mijn klauwen krijg, maak ik hem af”, zegt mijn boze buurman, die klaar staat met een emmer warme sop en een dweiltje om de troep op te ruimen.
“Heb je dat al gezien?” Hij wijst naar de grote spiegel in de lift. Afgeleid door de krassen, de troep op de vloer en de poep, is me ontgaan dat met een scherp voorwerp een groot kruis gekerfd is in de spiegel. Klodders spuug zakken traag over de spiegel. Dit is van heel recent. Wie doet toch zoiets?

Ik heb een vroegertje genomen. Op het voetbalveldje naast de parkeerplaats wordt gevoetbald. Rachid kijkt toe.
In de berging verzamel ik gereedschap dat ik nodig heb voor het klusje van vanavond en ga naar boven. Het licht doet het niet in de lift; daar ben ik niet rouwig om. Die troep hier hoef ik niet te zien!
Ik ga een dekenkist maken. Als ik net bezig ben met de klus merk ik dat ik sleuteltje dertien mis. Dus moet ik weer naar beneden, hortend en stotend. Nu doet het licht het weer wel.
Ik stap de lift uit, Rachid stapt in.
“Ha, Rachid,” zeg ik. Hij knikt zuinig.
Snel pak ik in de berging de vergeten sleutel dertien. Als ik weer in de lift wil stappen ligt daar een grote plas. Die moet van Rachid zijn! Het kan niet anders. Hij was de laatste gebruiker van de lift voor mij.
Geen reactie, als ik bij Rachid aanbel.’s Avonds rond 10 uur probeer ik het nog eens. Moeder zegt, dat haar kinderen zoiets nooit zouden doen.

De andere dag moet ik lopend naar beneden, want de lift doet het niet. Rachids moeder is het middelpunt van geschreeuw en geween in de hal van de flat. Er staat een ambulance voor de deur; er is ook politie.
Rachid is te ver gegaan. De lift heeft een vrije val gemaakt vanaf de dertiende verdieping. Daar ligt de jongen nu in zijn eigen vuil; met zijn vingers nog stevig om zijn plasser. De lift heeft zijn geheim prijs gegeven. Het vernederen van de lift is Rachid fataal geworden.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten