De school is net uit. Het is de laatste dag op de basisschool. René en ik vieren dat met een ‘patatje oorlog’. Op de stoep naast de snackbar zit we te smikkelen. ‘Plof’’, vlak voor onze voeten, ploft een portemonnee uit de kontzak van een snelle fietser.
‘Meneer!!’ proberen wij nog, maar hij is al zo ver weg, die hoort ons niet meer.
We kunnen nu niet meteen de weg opspringen om de portemonnee te pakken, want er komen twee auto’s aan. Ze rijden er alle twee precies overheen. Gelukkig dat geld zijn waarde niet verliest als er een auto overheen rijdt. Met een patatje is dat andere koek.
We hebben de portemonnee inmiddels in handen. Althans mijn vriend René heeft hem in zijn handen Hij was er verdomme net iets eerder bij dan ik. Ik ga er nu geen ruzie om maken.
René, normaal nooit zo vlot, wil gelijk hier op straat al gaan kijken hoeveel er in zit maar dat lijkt me geen goed idee met zoveel pottenkijkers om ons heen. Bij René is niemand thuis; hij kan daar niet naar binnen. Dus gaan we bij mij het geld tellen.
‘Geef die portemonnee dan maar hier,’ bluf ik, ‘anders gaat het hele feest niet door!’ Daar trapt Reneetje in.
Ik had gewoon gelijk tegen mam moeten zeggen:
‘Hallo mam, ik ga even met Rene het nieuwe computerspelletje uitproberen, okee?’
‘Prima, jongen.’zegt ze dan en ze gaat argeloos verder met het doppen van haar boontjes.
‘Maar nee, ik doe heel zachtjes de buitendeur dicht, zeg geen ‘hallo’ of zo en sluip de trap op en bij toeval ziet mam ons dan.
‘Hé, jongens, ik had jullie helemaal niet gehoord. Wat gaan jullie boven doen?’
'Eeeehh, ja, eh....weten we nog niet precies, mam....'
'Eeeehh, ja, eh....weten we nog niet precies, mam....'
Haar argwaan is gewekt. Dat kan niet goed gaan.
Tien minuten later, het geld is nog maar net geteld (vierhonderdnegentig gulden) of mam staat in mijn kamer.
‘Zo, zo, jongens, hoe komen jullie aan al dat geld?’
‘Gevonden.’
Mam vindt dat we het meteen bij de politie moeten melden. René doet daar, zoals gewoonlijk, zijn mond niet open. Altijd kan ik alleen het woord doen. Alsof ik de enige ben die hem gevonden heb!
De man van het het verlies heeft al aangifte gedaan bij de politie. De agent telefoneert met hem en vertelt hem dat de portemonnee gevonden is en waar hij die kan ophalen.
'Ga maar vlug naar huis,' zegt de agent, 'die meneer staat zo bij je voor de deur, hij woont hier dichtbij!'
Inderdaad, ik ben nog maar nauwelijks thuis of die meneer belt aan. Mam doet open. Hij lacht heel blij.
'Ga maar vlug naar huis,' zegt de agent, 'die meneer staat zo bij je voor de deur, hij woont hier dichtbij!'
Inderdaad, ik ben nog maar nauwelijks thuis of die meneer belt aan. Mam doet open. Hij lacht heel blij.
‘U heeft mijn portemonnee gevonden, hoor ik van de politie.’
‘Neen,’ zegt mam, ‘onze Paul en zijn vriend René hebben hem gevonden.’
‘Waar ook al weer jongens?’vraagt mam.
‘Bij Snackbar de Snek, mam.'
' We zagen hem uit uw broekzak vallen, toen u hard voorbij fietste, meneer. We riepen u nog maar u hoorde ons niet.’
De zwetende man kijkt in zijn portemonnee. Hij pakt er een briefje van 100 gulden uit en geeft het aan mij:
‘Samen delen, hè,’ zegt hij ‘en hartstikke bedankt, jongens.’
‘Dat scheelt nog al wat, mam, vijftig de man of tweehonderd vijftig de man. Je wordt bedankt!’
‘Nou, Paul, doe niet zo gek, hé,' zegt mam, ‘ik hoop dat ik óók zulke eerlijke vinders als jullie tref als ik mijn geld eens verlies’
René, die anders nóóit z’n bek opendoet:
‘Kan je me nu alvast die vijftig piek geven, Paul?’
Op dit soort momenten, denk ik dat ik alvast maar eens op zoek ga naar een andere ‘beste vriend’:
‘Nee, René, wacht maar even! Wees maar niet bang. Je krijgt het heus wel. Maar niet nú!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten