zondag 10 april 2011

Fris en schoon

Alleen op donderdagmiddag kan je bij mij thuis van de grond eten. Voor de rest van de week kan ik je dat niet aanraden. Niet dat het nou een onhygiënisch teringzootje is, nee, dat nou ook weer niet. Ik ben zelf degene die altijd (een keer per week op donderdagochtend) loopt te stofzuigen en te dweilen. Mijn geliefde echtgenote vindt dat te weinig. Twee keer per week is echt noodzakelijk. Toch is mijn vrouw niet eens zo’n fervente poetster. Op dinsdagochtend gaat ze zich irriteren aan de ontelbare witte en lichtrode kattenharen op ons donkerblauwe vloerkleed.  Mij deert het niet, althans niet zodanig ik zo nodig moet gaan stofzuigen. Zij slaat dan meestal gelijk die dinsdagochtend al aan het zuigen; heb ik een makkie die donderdag.
Als huisman met speciale zuig- en dweiltaken, weet ik dat onze onophoudelijk verharende kater, vervuiler nummer een is in huis. Rondom zijn bak is een constante rotzooi door zijn woeste gegooi met zijn kattenbaksteentjes. Gijs, zo heet onze kater,  stinkt, ik doe er van alles aan maar hij blijft stinken! Geen enkel probleem voor Gijs: zijn  huis hoeft ook helemaal niet ‘lekker schoon’ te ruiken.

Een goede tweede op de vervuilersranglijst in ons huis is mijn vrouw. Overal waar ze komt ligt as. De hoeveeheid as op een bepaalde plek is recht evenredig met de duur van haar verblijf daar.
Op de keukenvloer vòòr het aanrecht staat ze nogal eens. Altijd met een brandende peuk tussen d’r lippen. De as wordt op de vloer vermengd met spatwater uit de wasbak en vandaar uitgelopen naar de huiskamer en verder.  Wat een dweilwerk heb ik daar steeds weer aan!! Op en rond de driezitsbank, waar ze de krant leest, telefoongesprekken voert en televisie kijkt,  zuig ik me altijd rot aan de as.
De geur van sigarettenrook in huis is niet zo lekker fris. Blijkbaar vindt zij dat nu ook.  Van haar vriendin Anna heeft ze, niet voor niets,  een spuitbus anti rookgeur aangepakt. Hij staat nog onaangeroerd naast de kattenbak. Is nog niet uitgeprobeerd.

Op de ranglijst van vervuilers sta ik zelf op een mooie derde plaats. Mijn vergrijp tegen de hygiëne is: staand plassen. Al vele jaren vraagt zij  aan mij en later ook aan onze zonen voortaan ‘zittend te plassen’.
'Zijn jullie je er van bewust, dat de spetters van jullie plas, vanuit de toiletpot alle kanten op gaan? Ze spetteren op de rand van de pot, tegen de muren achter en naast de wc, tegen de wc-deur en op de toiletvloer. Dat is onhygiënisch. Dat gaat stinken Het moet daar vaker schoongemaakt worden. Op de lange duur blijft het daar toch stinken; de zeik trekt in de voegen van de tegelwand en –vloer.’
Ze heeft gelijk  maar om nu voor elk plasje met mijn broek op mijn knieën gaan zitten? Neen. Ik vind het zo’n gedoe: riem los, gulp open, broeken laten zakken.
Zittend plassen heb ik me nu aangeleerd als ik in een broek loop, die heel makkelijk naar beneden te roetsjen is: een pyjama-,  trainings- of korte broek.
Vanmiddag voelde ik weer eens aan den lijve, wat zij bedoelt. Ik kom thuis na een fietstocht. Klap haast. Ren naar de wc. En plas, een heeeeeele grote plas; staand. Door een pijpje van mijn korte broek. Vergeet helemaal  te gaan zitten. Met een lange broek aan zou ik al die spetters niet eens gevoeld hebben.
Nu ik er even aan terug denk: ik ben daarstraks vergeten mijn benen te wassen. Bah. Straks maar gauw even douchen!       

Geen opmerkingen:

Een reactie posten