dinsdag 5 april 2011

Redelijk ingeburgerd

Op weg naar huis fiets ik door een straatje waar ik ooit woonde. Op honderd meter afstand zie ik hem al staan Zuhair el Fridissi. Woont al sinds 1969 in Nederland. Ruim twintig jaar is hij mijn naaste buurman. In zijn grijze overall leunt hij op de rand van de motorkap van zijn auto. Het zal me niet verbazen als de motor heel zachtjes draait. Hij kijkt in de motorbak zoals ik zou kijken naar een schilderij van Andy Warhol. Hij luistert naar het geluid van de motor zoals ik zou luisteren naar een lieflijke cellosonate. Knutselen aan zijn auto is zijn op één na grootste liefhebberij.

Als ik hem op zo’n tien meter genaderd ben, stap ik van mijn fiets en loop rustig naar hem toe. Zuhair gaat me absoluut niet herkennen. Ik heb tegenwoordig een paar grijze haren, een grijze baard en ik heb vandaag een zonnebril op. De laatste paar keer dat hij me ziet, ben ik he-le-maal kaal.

Zijn allergrootste hobby is voetbal. Net als Zuhair kijk ik ook heel veel naar voetbal op de televisie. Bij wedstrijden van Feyenoord, Barcelona, het Spaanse voetbalelftal en Oranje, kan ik  gerust het geluid uitzetten. Niet alleen ik overigens. Zuhair weet door een mix van tv-geluid en zijn eigen aanmoedigingen een unieke stadionsfeer op ons binnenterrein te creëren.

‘Mag ik u wat vragen meneer?’, vraag ik, enigszins voorovergebogen hangend over mijn fiets, zodat hij me niet meteen aan  mijn gestalte zal herkennen.
Zonder op te kijken, zegt Zuhair, vriendelijk als altijd:
‘Natuurlijk, mag u wat vragen. Wat wilt u weten?’ 
‘Kunt u mij misschien zeggen waar de Nieuwe Wolstraat is, meneer?’
‘O, dan hoeft u niet meer zo ver te zoeken, meneer, want de Nieuwe Wolstraat is hier. Op welk nummer moet u zijn,’ hij spreekt prima Nederlands! 
‘Even kijken, op nummer 97, moet ik zijn ...’

Ik kom met mijn gezin naast Zuhair wonen op nummer 99. Die woont daar al een paar jaar. Zijn vrouw Fatma is nog maar een paar maanden over uit Marokko. Zuhair toont zich een radicale inburgeraar. Fatma, die tot voor kort nog in een wereldvreemd  Marokkaans dorpje woonde,  mag van Zuhair beslist geen hoofddoekje op. Ook mag ze zich niet hullen in lange gewaden. Kortgerokt moet ze in de buurt en op de markt de boodschappen doen. Als het lekker weer is stuurt Zuhair haar in bikini de tuin in. Daar staat een speciaal zonnemeubel voor haar klaar.
Logisch, dat ze zich een jaar lang als een kat in een vreemd pakhuis gedraagt. Helemáál went ze er nooit aan. Met een hoofddoekje heb ik haar nooit gezien. Haar jurken worden wel steeds langer. In die 19 jaar daarna heb ik Fatma nooit meer in bikini in de tuin zien liggen. Zuhair zelf heeft het zonnemeubel wèl heel intensief gebruikt.


‘Moet u zijn op nummer 97 ... daar woon ik ... hééé maar u bent toch Jee …??'
Dan kan ik mijn lachen niet meer inhouden, doe mijn zonnebril af en zeg dat ik inderdaad Jee ben.
‘Hé, Zuhair, had je in de gaten dat je net ‘u’ tegen mij zei? Je weet dus wel hoe het hoort!
Waarom zeg je dan twintig jaar lang ‘je, jij en jou’ tegen mij?’
‘Jee, dat soort dingen moet je niet tegen me zeggen, hoor, dan wordt ik echt wel ehhhh even boos op jou  en dan ga ik even vragen aan Fatma om Pjotr, onze hond op je af te sturen! Geintje!!’
'Ga mee naar binnen Jee, dan drinken we een kopje thee. Fatma zal het leuk vinden je te zien.'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten