vrijdag 29 april 2011

Zeg het maar (5) - Een dodelijk ongeluk

Elke avond vertellen Carola en ik, in bed, voor het slapen gaan, iets aan elkaar, dat we elkaar nooit eerder hebben durven zeggen. Vanavond ben ik aan de beurt.

Ik ga je nu iets vertellen Carola, dat gebeurd is in de tijd dat wij ongeveer vijfentwintig jaar oud  waren. Ik werkte toen als magazijnbediende annex chauffeur bij DGH, een groothandel in dierenvoeding. ‘s Ochtends de leveringen opbergen in het magazijn; begin van de middag de bestelwagen vullen en afleveren. We leveren uitsluitend aan dierenzaken in  Noord- en Zuid- Holland. Zestig procent van de afnemers zit overigens in de stad Rotterdam.

Op dinsdag is het een gekkenhuis in Rotterdam. De markt op de Binnenrotte trekt zoveel mensen aan, dat de wegen in de binnenstad dan altijd verstopt raken. Wat ik te vertellen heb gaat over een ongelukje in het verkeer.

Het was dinsdag. Mijn bestelwagen was aflgeladen en ik was laat. Alles ging traag. In dit tempo zou het werk niet afkomen  voor winkelsluitingstijd. De meeste winkels gingen immers dicht om die tijd. Morgen weer op pad gaan met dezelfde lading vond ik geen optie. Beetje meer gas geven dus tussen Rotterdam en Dordt. Van Dordrecht naar Schiedam en dan naar  Delft en Den Haag. Na in Schiedam een paar pakken konijnenvoer te hebben afgeleverd bij Dierenwinkel ‘Zacht En Lief’ reed ik bij het Broersveld rechtsaf in de richting van de A20 naar Delft. Opgefokt en met veel te hoge snelheid. De dame op de voetgangersoversteekplaats had ik niet gezien. Een dame van negenenzeventig jaar, hoorde ik later. Ik zag nog wel dat ze door de kracht van de bestelauto opgetild en een paar meter door de lucht geslingerd werd. Met haar hoofd landde ze op de stoeprand. Roerloos bleef ze liggen.
Verstijfd, wezenloos, bleef ik in de bestelwagen zitten. Gelukkig zag ik niemand aanstalten maken me te lijf te gaan. De motor van de bestelwagen draaide nog. Mijn handen zaten nog in een kramp om het stuur. De ziekenauto en verplegers waren er al.  Zou ze nog leven? Politie was er nu ook. Op de bestelauto staat het telefoonnummer van de zaak. De poltieman belde met van Heugten, de directeur van DGH. Hij was al op weg.
De agent pakte zelf de autopapieren uit het dashboardkastje en vroeg me wat er gebeurd was. Ik vertelde wat ik kon vertellen. Geen idee hoe hard ik reed. Ik ging de hoek om. Dus zo vreselijk hard kon dat niet geweest zijn. Raar dat ik die vrouw helemaal niet zag. Black-out.
Meneer Heuger was er nu ook; hij en de heer de Beuk, een andere directeur.
Heuger vroeg hoe ik me voel.
Klote natuurlijk.
De Beuk gaf me met een ernstig gezicht een paar schouderklopjes.
Heuger wrikte mijn handen los van het stuur. Hij zei dat ik een shock had en bracht me naar de personenauto, waarmee hij en de Beuk hier waren gekomen.
Ik vroeg hem hoe dat nou verder moest met die bestellingen, die nog afgeleverd moesten worden. Daar moest ik me maar geen zorgen over maken. Daar zou hij wel voor zorgen. Volgens hem zou het voor mij het beste zijn om het een paar weekjes rustig aan doen. Hij bracht me naar huis.
Jij was op dat moment aan het werk, Carola. Ik zei je later, dat ik niet goed geworden was op mijn werk; eerder was gestopt.

Een paar dagen later belde Heuger me: de dame was overleden aan haar verwondingen. Ik was alleen thuis. Met de telefoon in mijn hand heb ik toen een uur of zo zitten janken. Wanhopig was ik. Zag het leven niet meer zitten. Kreuger vroeg of hij even langs moest komen. Nee, dat was niet nodig, mijn vrouw was thuis, loog ik.
De weduwnaar van die mevrouw had geen enkele behoefte aan mijn deelneming, spijtbetuiging. Hij zou me liever afmaken, hoorde ik van Heuger, die wel contact had gehad met de vijfentachtig jarige weduwnaar.
DGH handelde financieel alles netjes af met de weduwnaar en met justitie (mijn boete).  Ik heb sindsdien een strafblad. Iemand doodgereden, een oude vrouw. Zal aan haar denken tot aan mijn dood.

‘Ik heb je niet onderbroken, Jee. Ik ben helemaal gespannen van je verhaal. Wat ik niet begrijp is  waarom je hier je mond over houdt. Dit zijn nu juist van die dingen, die je als man en vrouw kunt delen, waardoor de last ervan wat minder zwaar wordt.’
'Ja, ik snap wat je bedoelt maar ik schaamde me zo, Carola, ik schaamde me zó erg.'

Geen opmerkingen:

Een reactie posten