vrijdag 15 april 2011

Liefde met en liefde zonder lust

Opa van mamma
De vader van mijn moeder, ‘opa van mamma’ noemden we hem altijd was op zich een aardige man. We deden samen leuke dingen: de Schiedamse kermis, vissen, dammen, naar Sparta, naar de bios en meubels verven.  Hij leerde mij hoe ik het beste de kwast vast kon houden bij het verven van die slaapkamerstoel.  Met de linkerhand de stoel stil houden en met de rechterhand de verf uitsmeren. Nu heeft opa zijn handen ook vrij.  Hij zit achter me. Tot mijn verbazing  maakt hij mijn gulpknoopjes los. Zijn warme, harige, vlezige rechterhand verdwijnt in mijn onderbroekje. Hij begint met duim en wijsvinger mijn piemel te masseren. Ik ben dan negen jaar. Vind dat maar vreemd. Het doet me he-le-maal niks. Wat hij met zijn linkerhand doet weet ik niet. Het duurt alles bij elkaar hooguit drie minuten. Dan staat opa vlug op, voor zijn doen althans.  Ik maak mijn gulpknoopjes  weer vast. Ik hoor dat opa de kraan van de wasbak even flink hard open zet.   
’Keurig Jeetje, jij kan schilderen als de beste!’ zegt hij en hij geeft me met zijn natte hand een aai over mijn bol. Een aardige man die opa van mij maar helaas een rasechte pedo. Niet alleen ik, ook enkele neven en nichten worden door hem betast.
Tot die middag had ik opa lief. Opa mij ook. Maar nu hij zijn liefde voor mij verbonden heeft aan lust, ben ik te veel op mijn hoede om hem nog lief te kunnen hebben.

Meneer Raas
Meneer Raas, is de lieve opa van de voetbalclub. Een gepensioneerd onderwijzer, die haast al zijn vrije tijd besteedt aan DOSIO, een kleine katholieke amateurvoetbalclub. Voetballen kan hij niet meer…..hoeft hij ook niet meer. Maar hij schijnt vroeger wel ‘hoog’ gespeeld te hebben. Hij is al een eindje in de zeventig. Een beetje gekrompen en kromgetrokken ook al. Zomer en winter, altijd heeft Raas een hoedje op. Een ontspannen, vriendelijk glimlach staat vast op zijn gezicht. Na of tijdens trainingen en wedstrijden zoekt hij altijd het eerst de speler op die het het hardst te verduren heeft gekregen. Bij die spelers  weet hij het koppie altijd weer omhoog te krijgen.
Ik ben twaalf en  keeper van C1. We spelen de halve finale voor de beker tegen Xerxes C1. Winnen we dan zitten we in de finale: tegen Excelsior.  
Een speler van Xerxes schiet de bal op mijn doel. Een makkelijk balletje, denk ik. Ik spring, wil de bal vangen maar de bal glipt tussen mijn handen door: 1- 0 voor Xerxes. Mijn medespelers zijn dan mijn beste kameraadjes niet meer. Vele malen ‘lul’’ en ‘klootzak’ moet ik aanhoren op weg naar de kleedkamer.
Meneer Raas staat altijd precies naast de uitgang van het veld. Het huilen staat me nader dan het lachen. Raas is klein; net zoiets als ik destijds. Hij legt zijn arm om me heen en zegt, wat lacherig, relativerend:
‘Jee, wat een vreselijke blunder! Maar onthoud, Jee, we maken allemáál fouten en we weten bij DOSIO allemaal hoe goed je kan keepen. Weet je hoeveel wedstrijden je dit seizoen al gewonnen voor dit team door je goede reddingen? Vier, Jee! Dat zijn twaalf punten. Daar mag je best trots op zijn, jongen. Zeg straks maar tegen je teamgenoten, dat ze heel gauw moeten ophouden met dat schelden, omdat jij de wedstrijd voor het team gaat winnen.‘
Natuurlijk gaat het precies zoals meneer Raas zei.  Ik stop een penalty en wij scoren twee keer. Tegen het einde van de wedstrijd komt die oude Raas achter mijn doel staan:
‘Wat heb ik je gezegd, Jee? Je bent een echte kanjer!’  
Na afloop geeft hij me een flesje Pepsi Cola, een kokosmakroon en schouderklopje.
Aan de onbaatzuchtige meneer Raas denk ik nog steeds met veel liefde terug.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten