dinsdag 31 augustus 2010

Een dag per jaar (2) Romana

Moeilijker dan vorig jaar, in verpleeghuis ‘de Laatbloeier’ kan haast niet. Dit jaar kies ik voor de thuiszorg. Ik loop een dagje mee met een collega verpleegkundige, die zijn cliënten thuis opzoekt en behandelt. Het wordt nog moeilijk genoeg maar op een heel andere manier dan verwacht. Om half acht begint de dag met een korte vergadering. Aan Romana wordt daar gevraagd of ze mij vandaag wil begeleiden. Daar heeft ze wel zin in. Mooi. Na de vergadering loop ik naar haar toe om me voor te stellen. Zij is een jonge zwarte vrouw, halverwege de twintig schat ik. Ze komt uit Haïti. Geadopteerd door Nederlandse ouders. Tot mijn verrassing is ze groter dan ik; gebeurt niet zo vaak dat vrouwen groter zijn dan ik. Zeker 1.90 m is ze. We gaan met haar auto de wijk in. Vijftien cliënten hebben we vandaag. Voor drieën moet het gedaan zijn. De namen van de cliënten staan in haar handheld. Een handheld is een draadloze registratiemetode in de vorm van een mobieltje; de thuiszorgwerker registreert daarin wat hij bij een bepaalde cliënt doet, gedurende welke tijd. De meeste thuiszorgwerkers kunnen er snel prima mee over weg en zijn er blij mee. Een enkele werker wordt er gek van en laat het ding 'per ongeluk expres’ in de sloot valt;die werker mag dan bij wijze van uitzondering weer op de oude vertrouwde manier, op papier gaan registreren. Romana vertelt me dat we eerst naar mevrouw Laatmaar gaan, een Surinaamse van tegen de tachtig. We gaan haar het bed uit helpen, douchen en aankleden en aan tafel bij het raam zetten. Ik droog mevrouw van top tot teen af Romana doet de rest. Ik zeg tegen mevrouw Laatmaar, dat ik een dagje met ‘hem’ meeloop. Per abuis zeg ik dus ‘hem’ in plaats van ‘haar’, als ik Romana bedoel. Misschien komt dat door Romana’s lage stemgeluid. Op zich is dat iets waar ik wel van houd, vrouwen met een lage stem. Ik moet er niet aan denken dag in dag uit te moeten werken met een vrouw die een heel hoog piepstemmetje heeft. Daar heb ik met Romana dus geen last van. We gaan naar meneer Van Rooyen. Een begin tachtiger. Mijnheer van Rooyen heeft de uitstraling van een havenarbeider. Overhemd met korte mouwen, waarin robuuste, getatoueerde bovenarmen. In zijn borstzak een pakje zware Van Nelle; zijn rechter wijs- en middelvinger zijn helemaal bruin van het roken. De foto’s van zijn kinderen en kleinkinderen vallen van de wanden af bij zijn adembenemende, rochelrijke hoestbuien. Hij spreekt plat Rotterdams; bij hem is er geen zin zonder grove vloek. Dat de gelovige Romana zich daaraan stoort, vindt hij alleen maar leuk. ‘Nou nou, moet dat nou zo,’ zegt Romana, als meneer zich weer eens erg ruw uitdrukt, ’gaat u maar gauw uw mond spoelen meneer van Rooyen.’ Hij is suikerpatiënt; wij zijn hier om hem een spuitje te geven. Dat is snel gebeurd. Hoef ik niks aan te doen. Als we vertrekken bromt van Rooyen richting Romana: ’doe de groeten aan je man….,’ hij geeft mij een vette knipoog en schudt tegelijk van ‘nee’. Bij Meneer van Rooyen valt me op dat Romana erg zangerig praat zoals sommige homo’s ook plegen te doen. ‘Meneer van Rooyen, …….. u weet toch onderhand wel dat ik niet getrouwd ben,’ zegt Romana. ‘O ja, dat is waar ook hij ìs helemaal niet getrouwd,’ zegt van Rooyen naar mij. Van Rooyen zegt dus ook al ‘hij’ als hij het over Romana heeft. En Romana corrigeert het niet. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten